Vertaling van fatsoen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
zedigheid [v], welvoeglijkheid [v], gepastheid [v], voegzaamheid [v], fatsoen [o] {zn.}
zedigheid [v]
welvoeglijkheid [v]
gepastheid [v]
voegzaamheid [v]
fatsoen [o] {zn.}
vorm, snit, fatsoen [o], makelij [v], coupe [v] {zn.}
vorm
snit
fatsoen [o]
makelij [v]
coupe [v] {zn.}
Warmte is een vorm van energie.
Warmte is een vorm van energie.
Deze koekjes hebben de vorm van sterren.
Deze koekjes hebben de vorm van sterren.
ordentelijkheid, welvoeglijkheid, netheid [v] (de ~), gevoeglijkheid, fatsoenlijkheid, conveniëntie, fatsoen [o] (het ~) {zn.}
ordentelijkheid
welvoeglijkheid
netheid [v] (de ~)
gevoeglijkheid
fatsoenlijkheid
conveniëntie
fatsoen [o] (het ~) {zn.}