Vertaling van vorm

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vorm, snit, fatsoen [o], makelij [v], coupe [v] {zn.}
vorm
snit
fatsoen [o]
makelij [v]
coupe [v] {zn.}
Warmte is een vorm van energie.
Warmte is een vorm van energie.
Deze koekjes hebben de vorm van sterren.
Deze koekjes hebben de vorm van sterren.
vorm, gietvorm {zn.}
vorm
gietvorm {zn.}
Die wolk heeft de vorm van een vis.
Die wolk heeft de vorm van een vis.
De aardbol heeft dezelfde vorm als een sinaasappel.
De aardbol heeft dezelfde vorm als een sinaasappel.
vorm {zn.}
vorm {zn.}
Ieder molecuul in ons lichaam heeft een unieke vorm.
Ieder molecuul in ons lichaam heeft een unieke vorm.
vorm, gedaante [v] {zn.}
vorm
gedaante [v] {zn.}
vorm {zn.}
vorm {zn.}
vorm, conditie [v] (de ~) {zn.}
vorm
conditie [v] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
vormen, vormgeven {ww.}
vormen
vormgeven {ww.}

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

bekrachtigen, bevestigen, erkennen, staven, vormen {ww.}
bekrachtigen
bevestigen
erkennen
staven
vormen {ww.}

ik bekrachtig
jij bekrachtigt
hij/zij/het bekrachtigt

ik bekrachtig
jij bekrachtigt
hij/zij/het bekrachtigt
» meer vervoegingen van bekrachtigen

aangaan, formeren, vormen {ww.}
aangaan
formeren
vormen {ww.}

ik ga aan
jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

ik ga aan
jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan
» meer vervoegingen van aangaan

uitmaken, vormen {ww.}
uitmaken
vormen {ww.}

ik maak uit
jij maakt uit
hij/zij/het maakt uit

ik maak uit
jij maakt uit
hij/zij/het maakt uit
» meer vervoegingen van uitmaken

manier [v] (de ~), vorm [m] (de ~), code [m] (de ~), manieren, vormen, omgangsvorm, gedragscode [m] (de ~), erecode [m] (de ~), omgangsvormen [m] (de ~) {zn.}
manier [v] (de ~)
vorm [m] (de ~)
code [m] (de ~)
manieren
vormen
omgangsvorm
gedragscode [m] (de ~)
erecode [m] (de ~)
omgangsvormen [m] (de ~) {zn.}
Dit probleem kan op verschillende manieren opgelost worden.
Dit probleem kan op verschillende manieren opgelost worden.
Er moet een manier zijn.
Er moet een manier zijn.
zijn, vormen, uitmaken {ww.}
zijn
vormen
uitmaken {ww.}

ik maak uit
jij maakt uit
hij/zij/het maakt uit

ik ben
jij bent
hij/zij/het is
» meer vervoegingen van zijn

vormen {ww.}
vormen {ww.}

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

vormen {ww.}
vormen {ww.}

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

vormen, formeren {ww.}
vormen
formeren {ww.}

ik formeer
jij formeert
hij/zij/het formeert

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Deze koekjes hebben de vorm van sterren.

Deze koekjes hebben de vorm van sterren.

Warmte is een vorm van energie.

Warmte is een vorm van energie.

Die wolk heeft de vorm van een vis.

Die wolk heeft de vorm van een vis.

De aardbol heeft dezelfde vorm als een sinaasappel.

De aardbol heeft dezelfde vorm als een sinaasappel.

Ieder molecuul in ons lichaam heeft een unieke vorm.

Ieder molecuul in ons lichaam heeft een unieke vorm.

Vorm een rij die één meter ver is van de rij voor jou.

Vorm een rij die één meter ver is van de rij voor jou.

Ze hebben wiskunde gebruikt om de vorm van het universum vlak voor en na de oerknal te berekenen.

Ze hebben wiskunde gebruikt om de vorm van het universum vlak voor en na de oerknal te berekenen.

Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.

Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.