Vertaling van voorwerp

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
ding [o], voorwerp {zn.}
ding [o]
voorwerp {zn.}
Ieder zijn eigen ding.
Ieder zijn eigen ding.
Laat mij een ding zeggen.
Laat mij een ding zeggen.
ding [o], voorwerp, onderwerp, object, mikpunt {zn.}
ding [o]
voorwerp
onderwerp
object
mikpunt {zn.}
Je moet me alleen één ding beloven.
Je moet me alleen één ding beloven.
Ik heb geen idee hoe je dit ding moet gebruiken.
Ik heb geen idee hoe je dit ding moet gebruiken.
voorwerp [o] (het ~), object [o] (het ~) {zn.}
voorwerp [o] (het ~)
object [o] (het ~) {zn.}
Voorwerp van misdaad
Voorwerp van misdaad
Een lijdend voorwerp met een infinitief
Een lijdend voorwerp met een infinitief
ding [o] (het ~), voorwerp [o] (het ~) {zn.}
ding [o] (het ~)
voorwerp [o] (het ~) {zn.}
Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.
Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Voorwerp van misdaad

Voorwerp van misdaad

Een lijdend voorwerp met een infinitief

Een lijdend voorwerp met een infinitief


Gerelateerd aan voorwerp

ding - onderwerp - object - mikpuntzinsdeel - object - hals - omslag - rand - scherf - voorstuk - buik - bovenstuk