Vertaling van vormen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vormen, formeren, aangaan {ww.}
vormen
formeren
aangaan {ww.}

ik ga aan
jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

Democratie is de slechtste regeringsvorm, met uitzondering van alle andere vormen die zijn uitgeprobeerd.
Democratie is de slechtste regeringsvorm, met uitzondering van alle andere vormen die zijn uitgeprobeerd.
vormen, vormgeven {ww.}
vormen
vormgeven {ww.}

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

vormen {ww.}
vormen {ww.}

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

vormen {ww.}
vormen {ww.}

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

bevestigen, vormen, erkennen, staven, bekrachtigen {ww.}
bevestigen
vormen
erkennen
staven
bekrachtigen {ww.}

ik bekrachtig
jij bekrachtigt
hij/zij/het bekrachtigt

ik bevestig
jij bevestigt
hij/zij/het bevestigt
» meer vervoegingen van bevestigen

We erkennen je recht op dit onroerend goed.
We erkennen je recht op dit onroerend goed.
Bedankt voor het bevestigen van mijn vriendschapsverzoek op Facebook.
Bedankt voor het bevestigen van mijn vriendschapsverzoek op Facebook.
vormen, formeren {ww.}
vormen
formeren {ww.}

ik formeer
jij formeert
hij/zij/het formeert

ik vorm
jij vormt
hij/zij/het vormt
» meer vervoegingen van vormen

uitmaken, vormen {ww.}
uitmaken
vormen {ww.}

ik maak uit
jij maakt uit
hij/zij/het maakt uit

ik maak uit
jij maakt uit
hij/zij/het maakt uit
» meer vervoegingen van uitmaken

vormen {zn.}
vormen {zn.}
gedaante [v], vorm (mv. vormen) {zn.}
gedaante [v]
vorm (mv. vormen) {zn.}
vorm (mv. vormen) {zn.}
vorm (mv. vormen) {zn.}
vorm (mv. vormen), gietvorm {zn.}
vorm (mv. vormen)
gietvorm {zn.}
coupe [v], fatsoen [o], makelij [v], snit, vorm (mv. vormen) {zn.}
coupe [v]
fatsoen [o]
makelij [v]
snit
vorm (mv. vormen) {zn.}
zijn, uitmaken, vormen {ww.}
zijn
uitmaken
vormen {ww.}

ik maak uit
jij maakt uit
hij/zij/het maakt uit

ik ben
jij bent
hij/zij/het is
» meer vervoegingen van zijn

Tom wil het niet uitmaken met Mary.
Tom wil het niet uitmaken met Mary.
Zijn schoenen zijn bruin.
Zijn schoenen zijn bruin.
omgangsvormen [m] (de ~), code [m] (de ~), erecode [m] (de ~), gedragscode [m] (de ~), manieren, omgangsvorm, vorm [m] (de ~), vormen, manier [v] (de ~) {zn.}
omgangsvormen [m] (de ~)
code [m] (de ~)
erecode [m] (de ~)
gedragscode [m] (de ~)
manieren
omgangsvorm
vorm [m] (de ~)
vormen
manier [v] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
vorm [m] (de ~) {zn.}
Deze koekjes hebben de vorm van sterren.
Deze koekjes hebben de vorm van sterren.
Warmte is een vorm van energie.
Warmte is een vorm van energie.
vorm (mv. vormen) {zn.}
vorm (mv. vormen) {zn.}
vorm (mv. vormen), conditie [v] (de ~) {zn.}
vorm (mv. vormen)
conditie [v] (de ~) {zn.}