Vertaling van feit

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
feit [o] {zn.}
feit [o] {zn.}
Dit feit bewijst haar onschuld.
Dit feit bewijst haar onschuld.
Toon mij een feit dat uw idee ondersteunt.
Toon mij een feit dat uw idee ondersteunt.
waarheid, feit [o] (het ~), feitelijkheid [v] (de ~) {zn.}
waarheid
feit [o] (het ~)
feitelijkheid [v] (de ~) {zn.}
Waarheid baart haat.
Waarheid baart haat.
Ik ontdekte de waarheid.
Ik ontdekte de waarheid.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Dit feit bewijst haar onschuld.

Dit feit bewijst haar onschuld.

Toon mij een feit dat uw idee ondersteunt.

Toon mij een feit dat uw idee ondersteunt.

Het is een beschamend feit dat, terwijl er landen zijn waar mensen honger lijden, er in Japan veel huishoudens en restaurants zijn waar veel eten weggegooid wordt.

Het is een beschamend feit dat, terwijl er landen zijn waar mensen honger lijden, er in Japan veel huishoudens en restaurants zijn waar veel eten weggegooid wordt.


Gerelateerd aan feit

waarheid - feitelijkheidgebeurtenis - omstandigheid