Vertaling van gebeurtenis
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
gebeurtenis {zn.}
gebeurtenis {zn.}
De koninklijke bruiloft was een prachtige gebeurtenis.
De koninklijke bruiloft was een prachtige gebeurtenis.
Ik had niks te maken met die gebeurtenis.
Ik had niks te maken met die gebeurtenis.
gebeurtenis {zn.}
gebeurtenis {zn.}
Ge moet niet erg oud zijn om u die gebeurtenis te herinneren.
Ge moet niet erg oud zijn om u die gebeurtenis te herinneren.
gebeurtenis {zn.}
gebeurtenis {zn.}
geval, gelegenheid , gebeurtenis {zn.}
geval
gelegenheid
gebeurtenis {zn.}
gelegenheid
gebeurtenis {zn.}
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
gebeurde , gebeurtenis , voorgevallene {zn.}
gebeurde
gebeurtenis
voorgevallene {zn.}
gebeurtenis
voorgevallene {zn.}
Plotseling gebeurde er iets onverwachts.
Plotseling gebeurde er iets onverwachts.
Het gebeurde tussen acht en tien uur.
Het gebeurde tussen acht en tien uur.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
De koninklijke bruiloft was een prachtige gebeurtenis.
De koninklijke bruiloft was een prachtige gebeurtenis.
Ik had niks te maken met die gebeurtenis.
Ik had niks te maken met die gebeurtenis.
Ge moet niet erg oud zijn om u die gebeurtenis te herinneren.
Ge moet niet erg oud zijn om u die gebeurtenis te herinneren.