Vertaling van gelegenheid

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
geval, gelegenheid [v], gebeurtenis [v] {zn.}
geval
gelegenheid [v]
gebeurtenis [v] {zn.}
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
gelegenheid [v] (de ~) {zn.}
gelegenheid [v] (de ~) {zn.}
Zijn toespraak was niet erg gepast voor de gelegenheid.
Zijn toespraak was niet erg gepast voor de gelegenheid.
De gelegenheid maakt een dief
De gelegenheid maakt een dief
gelegenheid [v] (de ~), tent [m] (de ~) {zn.}
gelegenheid [v] (de ~)
tent [m] (de ~) {zn.}
Een kwaadspreker verschilt niet veel van iemand die kwaad doet tenzij wat betreft de gelegenheid
Een kwaadspreker verschilt niet veel van iemand die kwaad doet tenzij wat betreft de gelegenheid
gelegenheid [v] (de ~) {zn.}
gelegenheid [v] (de ~) {zn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

De gelegenheid maakt de dief.

De gelegenheid maakt de dief.

De gelegenheid maakt de dief.

De gelegenheid maakt de dief.

Zijn toespraak was niet erg gepast voor de gelegenheid.

Zijn toespraak was niet erg gepast voor de gelegenheid.

De gelegenheid maakt een dief

De gelegenheid maakt een dief

Een kwaadspreker verschilt niet veel van iemand die kwaad doet tenzij wat betreft de gelegenheid

Een kwaadspreker verschilt niet veel van iemand die kwaad doet tenzij wat betreft de gelegenheid

De Canadese Dankzeggingsdag en de Columbusdag in de Verenigde Staten van Amerika vallen samen, daarom maken Esperantosprekers uit beide landen van de gelegenheid gebruik om een internationale bijeenkomst te hebben.

De Canadese Dankzeggingsdag en de Columbusdag in de Verenigde Staten van Amerika vallen samen, daarom maken Esperantosprekers uit beide landen van de gelegenheid gebruik om een internationale bijeenkomst te hebben.


Gerelateerd aan gelegenheid

geval - gebeurtenis - tentmogelijkheid - gebouw - oord - verblijfplaats - gebeurtenis