Vertaling van geval

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
geval, gelegenheid [v], gebeurtenis [v] {zn.}
geval
gelegenheid [v]
gebeurtenis [v] {zn.}
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
De gelegenheid maakt de dief.
geval [o] (het ~) {zn.}
geval [o] (het ~) {zn.}
Dit is het geval.
Dit is het geval.
Hij is een hopeloos geval.
Hij is een hopeloos geval.
geval [o] (het ~), toeval [o] (het ~), toevalligheid [v] (de ~), coïncidentie [v] (de ~) {zn.}
geval [o] (het ~)
toeval [o] (het ~)
toevalligheid [v] (de ~)
coïncidentie [v] (de ~) {zn.}
Toen de bom ontplofte was it daar bij toeval.
Toen de bom ontplofte was it daar bij toeval.
Ik ontmoette mijn leraar per toeval in het restaurant gisteravond.
Ik ontmoette mijn leraar per toeval in het restaurant gisteravond.
zaak, geval {zn.}
zaak
geval {zn.}
Zaak opgelost!
Zaak opgelost!
De zaak wordt gesloten.
De zaak wordt gesloten.
geval [o] (het ~), casus [m] (de ~), case {zn.}
geval [o] (het ~)
casus [m] (de ~)
case {zn.}
In geval van brand, bel 119.
In geval van brand, bel 119.
Dat is niet het geval in Japan.
Dat is niet het geval in Japan.
geval [o] (het ~) {zn.}
geval [o] (het ~) {zn.}
In dit geval
In dit geval


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Dit is het geval.

Dit is het geval.

Hij is een hopeloos geval.

Hij is een hopeloos geval.

In geval van brand, bel 119.

In geval van brand, bel 119.

Dat is niet het geval in Japan.

Dat is niet het geval in Japan.

In dit geval

In dit geval

in welk geval

in welk geval

Gebruik niet de lift in geval van brand.

Gebruik niet de lift in geval van brand.

Ze vertrokken met een gids voor het geval ze verdwaalden.

Ze vertrokken met een gids voor het geval ze verdwaalden.

In geval dat het regent, zal ik niet vertrekken.

In geval dat het regent, zal ik niet vertrekken.

Welk nummer moet ik bellen in geval van nood?

Welk nummer moet ik bellen in geval van nood?

In alle geval kunt ge beter gehoorzamen aan uw ouders.

In alle geval kunt ge beter gehoorzamen aan uw ouders.

Hetgeen niet het geval is

Hetgeen niet het geval is

Neem een paraplu met je mee in het geval dat het gaat regenen.

Neem een paraplu met je mee in het geval dat het gaat regenen.

Doe de dop terug op de fles voor het geval de kat hem omstoot.

Doe de dop terug op de fles voor het geval de kat hem omstoot.

In alle geval moet men "ja" stemmen in het referendum van 18 februari.

In alle geval moet men "ja" stemmen in het referendum van 18 februari.


Gerelateerd aan geval

gelegenheid - gebeurtenis - toeval - toevalligheid - coïncidentie - zaak - casus - caseomstandigheid - gebeurtenis - voorwerp