Vertaling van fluctueren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
op en neer gaan, schommelen, fluctueren {ww.}
op en neer gaan
schommelen
fluctueren {ww.}
schommelen
fluctueren {ww.}
hij/zij/het fluctueert
zij fluctueren
ik schommel
hij/zij/het schommelt
zij schommelen
ik schommel
» meer vervoegingen van schommelen
wisselen, variëren, fluctueren {ww.}
wisselen
variëren
fluctueren {ww.}
variëren
fluctueren {ww.}
hij/zij/het fluctueert
zij fluctueren
ik varieer
hij/zij/het wisselt
zij wisselen
ik wissel
» meer vervoegingen van wisselen
Laten we van plaats wisselen.
Laten we van plaats wisselen.
Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?
Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?