Vertaling van wisselen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
wisselen, ruilen, verruilen, uitwisselen, inwisselen, inruilen {ww.}
wisselen
ruilen
verruilen
uitwisselen
inwisselen
inruilen {ww.}

ik ruil in
jij ruilt in
hij/zij/het ruilt in

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen

Laten we van plaats wisselen.
Laten we van plaats wisselen.
Ik zou graag dit hemd, dat ik gisteren gekocht heb, ruilen.
Ik zou graag dit hemd, dat ik gisteren gekocht heb, ruilen.
wisselen, tanden wisselen {ww.}
wisselen
tanden wisselen {ww.}

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen

Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?
Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?
Als deze organisatie zo blijft zal het binnenkort bankroet gaan. Haar herstel is zo moeilijk als van paard wisselen terwijl je een beek oversteekt.
Als deze organisatie zo blijft zal het binnenkort bankroet gaan. Haar herstel is zo moeilijk als van paard wisselen terwijl je een beek oversteekt.
wisselen {ww.}
wisselen {ww.}

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen

wisselen, variëren, fluctueren {ww.}
wisselen
variëren
fluctueren {ww.}

hij/zij/het fluctueert
zij fluctueren
ik varieer

hij/zij/het wisselt
zij wisselen
ik wissel
» meer vervoegingen van wisselen

wisselen {ww.}
wisselen {ww.}

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen

wisselen {ww.}
wisselen {ww.}

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen

wisselen {ww.}
wisselen {ww.}

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt

ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen

veranderen, wisselen, vermaken {ww.}
veranderen
wisselen
vermaken {ww.}

ik verander
jij verandert
hij/zij/het verandert

ik verander
jij verandert
hij/zij/het verandert
» meer vervoegingen van veranderen

Raúl kan zich zonder zijn vrienden niet vermaken.
Raúl kan zich zonder zijn vrienden niet vermaken.
Hij verzorgt het vermaken van de buitenlandse gasten.
Hij verzorgt het vermaken van de buitenlandse gasten.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Laten we van plaats wisselen.

Laten we van plaats wisselen.

Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?

Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?

Als deze organisatie zo blijft zal het binnenkort bankroet gaan. Haar herstel is zo moeilijk als van paard wisselen terwijl je een beek oversteekt.

Als deze organisatie zo blijft zal het binnenkort bankroet gaan. Haar herstel is zo moeilijk als van paard wisselen terwijl je een beek oversteekt.


Gerelateerd aan wisselen

ruilen - verruilen - uitwisselen - inwisselen - inruilen - tanden wisselen - variëren - fluctueren - veranderen - vermakenveranderen - verliezen - wisselen