Vertaling van wisselen
ruilen
verruilen
uitwisselen
inwisselen
inruilen {ww.}
ik ruil in
jij ruilt in
hij/zij/het ruilt in
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen
tanden wisselen {ww.}
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen
variëren
fluctueren {ww.}
hij/zij/het fluctueert
zij fluctueren
ik varieer
hij/zij/het wisselt
zij wisselen
ik wissel
» meer vervoegingen van wisselen
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
ik wissel
jij wisselt
hij/zij/het wisselt
» meer vervoegingen van wisselen
wisselen
vermaken {ww.}
ik verander
jij verandert
hij/zij/het verandert
ik verander
jij verandert
hij/zij/het verandert
» meer vervoegingen van veranderen
Voorbeelden in zinsverband
Laten we van plaats wisselen.
Laten we van plaats wisselen.
Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?
Zou het mogelijk zijn met mij van kamer te wisselen?
Als deze organisatie zo blijft zal het binnenkort bankroet gaan. Haar herstel is zo moeilijk als van paard wisselen terwijl je een beek oversteekt.
Als deze organisatie zo blijft zal het binnenkort bankroet gaan. Haar herstel is zo moeilijk als van paard wisselen terwijl je een beek oversteekt.