Vertaling van guts

Inhoud:

Nederlands

holbeitel, holijzer, guts [m] (de ~) {zn.}

holbeitel
holijzer
guts [m] (de ~) {zn.}

golf [m] (de ~), gulp [m] (de ~), zwalp, guts [m] (de ~) {zn.}

golf [m] (de ~)
gulp [m] (de ~)
zwalp
guts [m] (de ~) {zn.}

Zijn vader speelt geen golf.

Hij speelt elke zondag golf.

moed [m] (de ~), durf [m] (de ~), lef [m] (de/het ~), dapperheid [v] (de ~), onversaagdheid, koenheid, guts [m] (de ~), flinkheid, courage {zn.}

moed [m] (de ~)
durf [m] (de ~)
lef [m] (de/het ~)
dapperheid [v] (de ~)
onversaagdheid
koenheid
guts [m] (de ~)
flinkheid
courage {zn.}

Ik bewonder je moed.

Je hebt lef.

afgutsen {ww.}

ik guts af
jij gutst af
hij/zij/het gutst af

ik guts af
jij gutst af
hij/zij/het gutst af
» meer vervoegingen van afgutsen