Vertaling van haar
hoofdhaar
haardos {zn.}
beharing
haardos {zn.}
haren {eigenn.}
hun
'r
d'r
hunne {bez. vnw.}
haarbosje {zn.}
heur
'r
d'r
hare {bez. vnw.}
hun
zijn
heur
z'n
'r
d'r {bez. vnw.}
'r
d'r
z'n
haar
zijne
hare {bez. vnw.}
Voorbeelden in zinsverband
Haar haar is heel kort.
Haar haar is heel kort.
Ze heeft haar geld, haar familie en haar vrienden verloren.
Ze heeft haar geld, haar familie en haar vrienden verloren.
Ik kuste haar op haar voorhoofd.
Ik kuste haar op haar voorhoofd.
Kunt ge haar onderscheiden van haar zus?
Kunt ge haar onderscheiden van haar zus?
Haar zoon betekende alles voor haar.
Haar zoon betekende alles voor haar.
Ik heb haar haar woordenboek teruggegeven.
Ik heb haar haar woordenboek teruggegeven.
Hij gaf haar haar eerste kus.
Hij gaf haar haar eerste kus.
Dit is haar boek.
Dit is haar boek.
Vind je haar aantrekkelijk?
Vind je haar aantrekkelijk?
Hij is haar vriend.
Hij is haar vriend.
Maria heeft lang haar.
Maria heeft lang haar.
Zij fronste haar wenkbrouwen.
Zij fronste haar wenkbrouwen.
Dit is haar huis.
Dit is haar huis.
Haar vader is Japanner.
Haar vader is Japanner.
Haar vader is groot.
Haar vader is groot.