Vertaling van kans

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kans, mogelijkheid [v] {zn.}
kans
mogelijkheid [v] {zn.}
Geef mij een kans.
Geef mij een kans.
Geef me een kans!
Geef me een kans!
kans, uitzicht {zn.}
kans
uitzicht {zn.}
Ik wil graag een kamer met uitzicht op de tuin.
Ik wil graag een kamer met uitzicht op de tuin.
Het uitzicht vanaf de top is erg mooi.
Het uitzicht vanaf de top is erg mooi.
kans [m] (de ~) {zn.}
kans [m] (de ~) {zn.}
Ik gaf Tom een kans.
Ik gaf Tom een kans.
Geef de vrede een kans.
Geef de vrede een kans.
kans [m] (de ~) {zn.}
kans [m] (de ~) {zn.}
Mis deze geweldige kans niet.
Mis deze geweldige kans niet.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Geef mij een kans.

Geef mij een kans.

Geef me een kans!

Geef me een kans!

Ik gaf Tom een kans.

Ik gaf Tom een kans.

Geef de vrede een kans.

Geef de vrede een kans.

Mis deze geweldige kans niet.

Mis deze geweldige kans niet.

Het is je enige kans.

Het is je enige kans.

Er bestaat een kleine kans op herhaling.

Er bestaat een kleine kans op herhaling.

Ik gaf Tom nog een kans.

Ik gaf Tom nog een kans.

Geef me alstublieft nog een kans.

Geef me alstublieft nog een kans.

Niet alles krijgt een kans om te bestaan.

Niet alles krijgt een kans om te bestaan.

Er bestaat een goede kans dat hij zal winnen.

Er bestaat een goede kans dat hij zal winnen.

Tom maakt een goede kans de verkiezing te winnen.

Tom maakt een goede kans de verkiezing te winnen.

Er is weinig kans dat zij verkozen zal worden.

Er is weinig kans dat zij verkozen zal worden.

De kans op promotie is klein in dit bedrijf.

De kans op promotie is klein in dit bedrijf.

Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.

Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.


Gerelateerd aan kans

mogelijkheid - uitzichtmogelijkheid - gelegenheid