Vertaling van kleren
kleding
plunje
garderobe {zn.}
goed
kleren {eigenn.}
kleren
kleding
kledij {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Kleren maken de man.
Kleren maken de man.
Doe uw natte kleren uit.
Doe uw natte kleren uit.
Kleren wassen is mijn taak.
Kleren wassen is mijn taak.
Zijn kleren ruiken altijd slecht.
Zijn kleren ruiken altijd slecht.
Ik sliep met mijn kleren aan.
Ik sliep met mijn kleren aan.
Mijn natte kleren plakten tegen mijn lichaam.
Mijn natte kleren plakten tegen mijn lichaam.
Mary begon haar kleren uit te trekken.
Mary begon haar kleren uit te trekken.
Ze wou de vuile kleren wassen.
Ze wou de vuile kleren wassen.
Mijn kleren waren vuil van de olie.
Mijn kleren waren vuil van de olie.
Kleren maken de man
Kleren maken de man
Hun kleren lijken erg op die van onze voorouders.
Hun kleren lijken erg op die van onze voorouders.
Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima.
Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima.
Ik was beschaamd om in oude kleren uit te gaan.
Ik was beschaamd om in oude kleren uit te gaan.
Ik draag coole kleren en een coole zonnebril.
Ik draag coole kleren en een coole zonnebril.
Zijn dochter is uit al haar oude kleren gegroeid.
Zijn dochter is uit al haar oude kleren gegroeid.