Vertaling van nabijheid

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
nabijheid [v] {zn.}
nabijheid [v] {zn.}
nabijheid [v] {zn.}
nabijheid [v] {zn.}
nabijheid [v] {zn.}
nabijheid [v] {zn.}
buurt [v], nabijheid [v] {zn.}
buurt [v]
nabijheid [v] {zn.}
Ze wonen in de buurt.
Ze wonen in de buurt.
Mijn appartement is in de buurt.
Mijn appartement is in de buurt.
buurt [v], nabijheid [v] {zn.}
buurt [v]
nabijheid [v] {zn.}
Is er een golfbaan in de buurt?
Is er een golfbaan in de buurt?
Is er een benzinestation in de buurt?
Is er een benzinestation in de buurt?


Gerelateerd aan nabijheid

buurt