Vertaling van nar
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
nar {zn.}
nar {zn.}
nar, potsenmaker, hansworst {zn.}
nar
potsenmaker
hansworst {zn.}
potsenmaker
hansworst {zn.}
clown , nar, grappenmaker {zn.}
clown
nar
grappenmaker {zn.}
nar
grappenmaker {zn.}
De clown trok een grappig gezicht.
De clown trok een grappig gezicht.
nar, hofnar {zn.}
nar
hofnar {zn.}
hofnar {zn.}
nar {zn.}
nar {zn.}
NAR {zn.}
NAR {zn.}
gek , idioot , dwaas , zot , piechem, nar, malloot , mafkikker, mafketel, achterlijke, lijpo , lijp , kwibus , imbeciel , halvezool, druif , debiel , mafkees {zn.}
gek
idioot
dwaas
zot
piechem
nar
malloot
mafkikker
mafketel
achterlijke
lijpo
lijp
kwibus
imbeciel
halvezool
druif
debiel
mafkees {zn.}
idioot
dwaas
zot
piechem
nar
malloot
mafkikker
mafketel
achterlijke
lijpo
lijp
kwibus
imbeciel
halvezool
druif
debiel
mafkees {zn.}
Idioot!
Idioot!
Idioot!
Idioot!
tergen, zuigen, sarren, narren, mienen, treiteren {ww.}
tergen
zuigen
sarren
narren
mienen
treiteren {ww.}
zuigen
sarren
narren
mienen
treiteren {ww.}
ik nar
jij nart
hij/zij/het nart
ik terg
jij tergt
hij/zij/het tergt
» meer vervoegingen van tergen
Niemand zal me ongestraft tergen
Niemand zal me ongestraft tergen