Vertaling van oefenen
zich oefenen
exerceren {ww.}
ik exerceer
jij exerceert
hij/zij/het exerceert
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
» meer vervoegingen van oefenen
zich oefenen {ww.}
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
» meer vervoegingen van oefenen
drillen {ww.}
ik dril
jij drilt
hij/zij/het drilt
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
» meer vervoegingen van oefenen
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
» meer vervoegingen van oefenen
uitoefenen {ww.}
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
ik oefen
jij oefent
hij/zij/het oefent
» meer vervoegingen van oefenen
Voorbeelden in zinsverband
Ik ga vanmiddag Engels oefenen.
Ik ga vanmiddag Engels oefenen.
Ik moet gewoon oefenen
Ik moet gewoon oefenen
Kan ik met je oefenen?
Kan ik met je oefenen?