Vertaling van openspringen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
openspringen {ww.}
openspringen {ww.}
hij/zij/het zal openspringen
hij/zij/het zal openspringen
zij zult openspringen
hij/zij/het zal openspringen
hij/zij/het zal openspringen
zij zult openspringen
» meer vervoegingen van openspringen
schieten, zaadschieten, in het zaad schieten, openspringen {ww.}
schieten
zaadschieten
in het zaad schieten
openspringen {ww.}
zaadschieten
in het zaad schieten
openspringen {ww.}
hij/zij/het zal openspringen
hij/zij/het zal openspringen
zij zult openspringen
hij/zij/het zal schieten
hij/zij/het zou schieten
zij zullen schieten
» meer vervoegingen van schieten
Hij was bang dat je op hem ging schieten.
Hij was bang dat je op hem ging schieten.
Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
Ze maken veel ruzie, maar voor het grootste deel schieten ze goed met elkaar op.
openspringen {ww.}
openspringen {ww.}
hij/zij/het zal openspringen
hij/zij/het zal openspringen
zij zult openspringen
hij/zij/het zal openspringen
hij/zij/het zal openspringen
zij zult openspringen
» meer vervoegingen van openspringen