Vertaling van ril
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
trillen, rillen, bibberen, huiveren, beven {ww.}
trillen
rillen
bibberen
huiveren
beven {ww.}
rillen
bibberen
huiveren
beven {ww.}
ik beef
jij beeft
hij/zij/het beeft
ik tril
jij trilt
hij/zij/het trilt
» meer vervoegingen van trillen
Ze kon haar knieën voelen trillen.
Ze kon haar knieën voelen trillen.
groef , ril, keep , inkeep, inkeping {zn.}
groef
ril
keep
inkeep
inkeping {zn.}
ril
keep
inkeep
inkeping {zn.}
Hij groef een gat.
Hij groef een gat.
De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.
De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.
trillen, beven, huiveren, rillen, bibberen {ww.}
trillen
beven
huiveren
rillen
bibberen {ww.}
beven
huiveren
rillen
bibberen {ww.}
ik beef
jij beeft
hij/zij/het beeft
ik tril
jij trilt
hij/zij/het trilt
» meer vervoegingen van trillen