Vertaling van rouleren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
rouleren {ww.}
rouleren {ww.}

hij/zij/het rouleert
zij rouleren

hij/zij/het rouleert
zij rouleren
» meer vervoegingen van rouleren

rouleren, in omloop zijn, rondgaan, circuleren {ww.}
rouleren
in omloop zijn
rondgaan
circuleren {ww.}

hij/zij/het circuleert
zij circuleren
ik ga rond

hij/zij/het gaat rond
zij gaan rond
ik ga rond
» meer vervoegingen van rondgaan

alterneren, rouleren, afwisselen {ww.}
alterneren
rouleren
afwisselen {ww.}

ik wissel af
jij wisselt af
hij/zij/het wisselt af

ik wissel af
jij wisselt af
hij/zij/het wisselt af
» meer vervoegingen van afwisselen



Gerelateerd aan rouleren

in omloop zijn - rondgaan - circuleren - alterneren - afwisselenremplaceren