Vertaling van schoen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
schoen {zn.}
schoen {zn.}
Deze schoen is een maat groter.
Deze schoen is een maat groter.
De hoefsmid bracht de schoen aan, aan het hoef van het paard, terwijl de schoen heet was.
De hoefsmid bracht de schoen aan, aan het hoef van het paard, terwijl de schoen heet was.
aansteker, schoen {zn.}
aansteker
schoen {zn.}
schoen {zn.}
Heeft u een aansteker?
Heeft u een aansteker?
Hebt ge een aansteker?
Hebt ge een aansteker?
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Deze schoen is een maat groter.
Deze schoen is een maat groter.
De hoefsmid bracht de schoen aan, aan het hoef van het paard, terwijl de schoen heet was.
De hoefsmid bracht de schoen aan, aan het hoef van het paard, terwijl de schoen heet was.