Vertaling van snijden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
snijden, sectie verrichten, ontleden {ww.}
snijden
sectie verrichten
ontleden {ww.}

ik ontleed
jij ontleedt
hij/zij/het ontleedt

ik snijd
jij snijdt
hij/zij/het snijdt
» meer vervoegingen van snijden

Wil je een plakje ham voor me snijden?
Wil je een plakje ham voor me snijden?
snijden, ontmannen, castreren {ww.}
snijden
ontmannen
castreren {ww.}

ik castreer
jij castreert
hij/zij/het castreert

ik snijd
jij snijdt
hij/zij/het snijdt
» meer vervoegingen van snijden

snijden, afzetten {ww.}
snijden
afzetten {ww.}

ik zet af
jij zet af
hij/zij/het zet af

ik snijd
jij snijdt
hij/zij/het snijdt
» meer vervoegingen van snijden

snijden, snerpen {ww.}
snijden
snerpen {ww.}

ik snerp
jij snerpt
hij/zij/het snerpt

ik snijd
jij snijdt
hij/zij/het snijdt
» meer vervoegingen van snijden

snijden {ww.}
snijden {ww.}

ik snijd
jij snijdt
hij/zij/het snijdt

ik snijd
jij snijdt
hij/zij/het snijdt
» meer vervoegingen van snijden



Gerelateerd aan snijden

sectie verrichten - ontleden - ontmannen - castreren - afzetten - snerpen