Vertaling van snokken
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
rukken, snokken {ww.}
rukken
snokken {ww.}
snokken {ww.}
ik ruk
jij rukt
hij/zij/het rukt
ik ruk
jij rukt
hij/zij/het rukt
» meer vervoegingen van rukken
ik ruk
jij rukt
hij/zij/het rukt
ik ruk
jij rukt
hij/zij/het rukt
» meer vervoegingen van rukken