Vertaling van trekken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
trekken, aantrekken, aanhalen {ww.}
trekken
aantrekken
aanhalen {ww.}

ik haal aan
jij haalt aan
hij/zij/het haalt aan

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
trekken, voorttrekken, slepen, boegseren {ww.}
trekken
voorttrekken
slepen
boegseren {ww.}

ik boegseer
jij boegseert
hij/zij/het boegseert

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

Mary begon haar kleren uit te trekken.
Mary begon haar kleren uit te trekken.
Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.
Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.
trekken {ww.}
trekken {ww.}

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

trekken, uit de schede trekken {ww.}
trekken
uit de schede trekken {ww.}

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

Laat de thee tien minuten trekken.
Laat de thee tien minuten trekken.
Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.
Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.
trekken, trasseren {ww.}
trekken
trasseren {ww.}

ik trasseer
jij trasseert
hij/zij/het trasseert

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

We hadden er op gehoopt om deze zomer naar het buitenland te trekken.
We hadden er op gehoopt om deze zomer naar het buitenland te trekken.
trekken, een streep trekken {ww.}
trekken
een streep trekken {ww.}

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

trekken {ww.}
trekken {ww.}

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

trekken, slepen {ww.}
trekken
slepen {ww.}

ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

trekken, slepen {ww.}
trekken
slepen {ww.}

ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept

ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken

zetten, trekken, laten trekken, aftrekken {ww.}
zetten
trekken
laten trekken
aftrekken {ww.}

ik trek af
jij trekt af
hij/zij/het trekt af

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet
» meer vervoegingen van zetten

We zetten vallen om kakkerlakken te vangen.
We zetten vallen om kakkerlakken te vangen.
Mag ik de tv zachter zetten?
Mag ik de tv zachter zetten?
aanlokken, bekoren, toelachen, trekken, aantrekken, verlekkeren {ww.}
aanlokken
bekoren
toelachen
trekken
aantrekken
verlekkeren {ww.}

ik lok aan
jij lokt aan
hij/zij/het lokt aan

ik lok aan
jij lokt aan
hij/zij/het lokt aan
» meer vervoegingen van aanlokken

tekenen, aftekenen, trekken, uittekenen {ww.}
tekenen
aftekenen
trekken
uittekenen {ww.}

ik teken af
jij tekent af
hij/zij/het tekent af

ik teken
jij tekent
hij/zij/het tekent
» meer vervoegingen van tekenen

ontlokken, tappen, trekken, te voorschijn trekken, uithalen {ww.}
ontlokken
tappen
trekken
te voorschijn trekken
uithalen {ww.}

ik ontlok
jij ontlokt
hij/zij/het ontlokt

ik ontlok
jij ontlokt
hij/zij/het ontlokt
» meer vervoegingen van ontlokken

buigen, doorbuigen, trekken, kromtrekken, zich krommen {ww.}
buigen
doorbuigen
trekken
kromtrekken
zich krommen {ww.}

ik buig
jij buigt
hij/zij/het buigt

ik buig
jij buigt
hij/zij/het buigt
» meer vervoegingen van buigen

hinken, kreupel lopen, mank lopen, slecht functioneren, trekken {ww.}
hinken
kreupel lopen
mank lopen
slecht functioneren
trekken {ww.}

ik hink
jij hinkt
hij/zij/het hinkt

ik hink
jij hinkt
hij/zij/het hinkt
» meer vervoegingen van hinken

rondreizen, trekken, rondtrekken, zwerven {ww.}
rondreizen
trekken
rondtrekken
zwerven {ww.}

ik reis rond
jij reist rond
hij/zij/het reist rond

ik reis rond
jij reist rond
hij/zij/het reist rond
» meer vervoegingen van rondreizen

doorblazen, doorwaaien, tochten, trekken {ww.}
doorblazen
doorwaaien
tochten
trekken {ww.}

ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door

ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door
» meer vervoegingen van doorblazen


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Mary begon haar kleren uit te trekken.

Mary begon haar kleren uit te trekken.

Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.

Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.

Laat de thee tien minuten trekken.

Laat de thee tien minuten trekken.

Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.

Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.

We hadden er op gehoopt om deze zomer naar het buitenland te trekken.

We hadden er op gehoopt om deze zomer naar het buitenland te trekken.