Vertaling van trekken
aantrekken
aanhalen {ww.}
ik haal aan
jij haalt aan
hij/zij/het haalt aan
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
voorttrekken
slepen
boegseren {ww.}
ik boegseer
jij boegseert
hij/zij/het boegseert
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
uit de schede trekken {ww.}
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
trasseren {ww.}
ik trasseer
jij trasseert
hij/zij/het trasseert
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
een streep trekken {ww.}
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
slepen {ww.}
ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
slepen {ww.}
ik sleep
jij sleept
hij/zij/het sleept
ik trek
jij trekt
hij/zij/het trekt
» meer vervoegingen van trekken
trekken
laten trekken
aftrekken {ww.}
ik trek af
jij trekt af
hij/zij/het trekt af
ik zet
jij zet
hij/zij/het zet
» meer vervoegingen van zetten
bekoren
toelachen
trekken
aantrekken
verlekkeren {ww.}
ik lok aan
jij lokt aan
hij/zij/het lokt aan
ik lok aan
jij lokt aan
hij/zij/het lokt aan
» meer vervoegingen van aanlokken
aftekenen
trekken
uittekenen {ww.}
ik teken af
jij tekent af
hij/zij/het tekent af
ik teken
jij tekent
hij/zij/het tekent
» meer vervoegingen van tekenen
tappen
trekken
te voorschijn trekken
uithalen {ww.}
ik ontlok
jij ontlokt
hij/zij/het ontlokt
ik ontlok
jij ontlokt
hij/zij/het ontlokt
» meer vervoegingen van ontlokken
doorbuigen
trekken
kromtrekken
zich krommen {ww.}
ik buig
jij buigt
hij/zij/het buigt
ik buig
jij buigt
hij/zij/het buigt
» meer vervoegingen van buigen
kreupel lopen
mank lopen
slecht functioneren
trekken {ww.}
ik hink
jij hinkt
hij/zij/het hinkt
ik hink
jij hinkt
hij/zij/het hinkt
» meer vervoegingen van hinken
trekken
rondtrekken
zwerven {ww.}
ik reis rond
jij reist rond
hij/zij/het reist rond
ik reis rond
jij reist rond
hij/zij/het reist rond
» meer vervoegingen van rondreizen
doorwaaien
tochten
trekken {ww.}
ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door
ik blaas door
jij blaast door
hij/zij/het blaast door
» meer vervoegingen van doorblazen
Voorbeelden in zinsverband
Mary begon haar kleren uit te trekken.
Mary begon haar kleren uit te trekken.
Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.
Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.
Laat de thee tien minuten trekken.
Laat de thee tien minuten trekken.
Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.
Mijn hobby is foto's trekken van wilde bloemen.
We hadden er op gehoopt om deze zomer naar het buitenland te trekken.
We hadden er op gehoopt om deze zomer naar het buitenland te trekken.