Vertaling van wand

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
wand [m] {zn.}
wand [m] {zn.}
schut [o], wand [m], tussenschot [o], schot [o], beschot [o] {zn.}
schut [o]
wand [m]
tussenschot [o]
schot [o]
beschot [o] {zn.}
Ze zette me voor schut voor mijn vrienden.
Ze zette me voor schut voor mijn vrienden.
wand [m] (de ~) {zn.}
wand [m] (de ~) {zn.}
wand [m] (de ~) {zn.}
wand [m] (de ~) {zn.}
muur [m] (de ~), wand [m] (de ~) {zn.}
muur [m] (de ~)
wand [m] (de ~) {zn.}
De muur heeft oren.
De muur heeft oren.
Ze hing de kalender aan de muur.
Ze hing de kalender aan de muur.


Gerelateerd aan wand

schut - tussenschot - schot - beschot - muurdeel - tussenschot - afscheiding