Vertaling van we
wij {pers. vnw.}
we
je
ze {onb. vnw.}
Voorbeelden in zinsverband
Laten we doen alsof we soldaten zijn.
Laten we doen alsof we soldaten zijn.
Laten we doen alsof we vreemdelingen zijn.
Laten we doen alsof we vreemdelingen zijn.
Laten we doen alsof we buitenlanders zijn.
Laten we doen alsof we buitenlanders zijn.
We willen blijven wat we zijn.
We willen blijven wat we zijn.
We kennen elkaar al.
We kennen elkaar al.
We zijn Australiërs.
We zijn Australiërs.
We hebben geen wasdroger.
We hebben geen wasdroger.
Laten we koffiepauze houden.
Laten we koffiepauze houden.
We zouden graag helpen.
We zouden graag helpen.
Wat gaan we worden?
Wat gaan we worden?
We moeten gaan.
We moeten gaan.
Laten we Tom vragen.
Laten we Tom vragen.
We verbouwen tarwe hier.
We verbouwen tarwe hier.
We hebben gisteren gehonkbald.
We hebben gisteren gehonkbald.
We hebben twee kinderen.
We hebben twee kinderen.