Vertaling van al

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
al, alvast, reeds, alreeds {bw.}
allaredan
redan
ren
al, ofschoon, wel, hoewel, alhoewel {vw.}
ehuru
ehuruväl
fastän
om än
elk, ieder, iedereen, al, elkeen, iegelijk {onb. vnw.}
all
envar
varenda
varje


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

Heb je al geluncht?

Har du ätit lunch än?

Hij is al weg.

Han har redan gått.

Hij is al een man.

Han är redan en man.

Hebt ge al een walvis gezien?

Har du någonsin sett en val?

Ik maak me niet al te druk over mijn cv.

Jag oroar mig inte så mycket om mitt CV.

Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg?

Jag kan inte hitta Tom. Har han redan gått?


Gerelateerd aan al

alvast - reeds - alreeds - ofschoon - wel - hoewel - alhoewel - elk - ieder - iedereen - elkeen - iegelijk