Vertaling van baden

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
baden, een bad nemen, zich baden {ww.}
bada
drijven, zwemmen, baden {ww.}
simma
Mary kan zwemmen.
Mary kan simma.
Hij houdt van zwemmen.
Han tycker om att simma.
bidden {ww.}
bedja
bad (mv. baden) [o], badkuip [v] {zn.}
badkar
bad (mv. baden) [o] {zn.}
bad


Gerelateerd aan baden

een bad nemen - zich baden - drijven - zwemmen - bidden - bad - badkuip