Vertaling van drijven

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
drijven, aandrijven, opjagen, voortdrijven {ww.}
fösa
driva
drijven, zwemmen, baden {ww.}
simma
Mary kan zwemmen.
Mary kan simma.
Hij houdt van zwemmen.
Han tycker om att simma.
dobberen, drijven, vlotten {ww.}
flyta


Gerelateerd aan drijven

aandrijven - opjagen - voortdrijven - zwemmen - baden - dobberen - vlotten