Vertaling van breken

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
breken, afbreken, knappen, uitraken, stukgaan {ww.}
bryta
breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken {ww.}
bryta
knäcka
avbryta


Gerelateerd aan breken

afbreken - knappen - uitraken - stukgaan - doorbreken - schenden - stukbreken - verbreken