Vertaling van uitraken

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
sluta
breken, afbreken, knappen, uitraken, stukgaan {ww.}
bryta


Gerelateerd aan uitraken

aflopen - eindigen - ophouden - uitgaan - uitlopen - verlopen - breken - afbreken - knappen - stukgaan