Vertaling van verlopen

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
sluta
gaan, lopen, van stapel lopen, verlopen, zich begeven {ww.}
Mag ik naar huis gaan?
Får jag hem?
Ik sta op het punt uit te gaan.
Jag ska strax .


Gerelateerd aan verlopen

aflopen - eindigen - ophouden - uitgaan - uitlopen - uitraken - gaan - lopen - van stapel lopen - zich begeven