Vertaling van goed
Inhoud:
Nederlands
Zweeds
goed, okee {bn.}
bra
god
god
goed, nu goed {bw.}
bra
väl
väl
boerderij , goed , landgoed , bezitting {zn.}
gård
säteri
bondgård
säteri
bondgård
bezit , bezitting , eigendom , goed, vermogen {zn.}
egendom
kleding , goed , kleren {eigenn.}
beklädnad
klädedräkt
kläder
klädsel
klädedräkt
kläder
klädsel
correct, goed, juist, zuiver {bn.}
korrekt
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Zweeds
Luister alstublieft goed.
Lyssna noga är du snäll.
Ze is een goed zwemster.
Hon är en god simmare.
Als de mensen u haten, wees dan goed voor hen.
Gören gott mot dem som hata eder.