Vertaling van bezit

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
bezit [o], bezitting [v], eigendom [o], goed, vermogen {zn.}
egendom
bezitten, erop nahouden, rijk zijn {ww.}
äga
innehava


Gerelateerd aan bezit

bezitting - eigendom - goed - vermogen - bezitten - erop nahouden - rijk zijn