Vertaling van ook
Inhoud:
Nederlands
Zweeds
eveneens, evenzeer, mede, ook {bw.}
också
immers, toch, wel, zeker, ook {bw.}
ju
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Zweeds
"Zij houdt van muziek." "Ik ook."
"Hon gillar musik." "Det gör jag med."
Het was heet. En het was ook heel klam.
Det var varmt och dessutom fuktigt.
Ik ben Fin, maar ik spreek ook Zweeds.
Jag är finsk, men jag talar svenska också.