Vertaling van voorbij

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
afgelopen, laatstleden, verleden, verschenen, vervlogen, voorbij {bn.}
förgången


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

De zomer is voorbij.

Sommaren är över.

De zomer is voorbij.

Sommaren är över.


Gerelateerd aan voorbij

afgelopen - laatstleden - verleden - verschenen - vervlogen