Vertaling van wezen

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
wezen, zijn {ww.}
vara
Het kan niet waar zijn.
Det kan inte vara sant.
Hij is fier, muzikant te zijn.
Han är stolt över att vara musiker.
aard [m], geaardheid [v], natuur [v], karakter [o], wezen [o] {zn.}
natur
art
aanduiden, aangeven, aanwijzen, uitduiden, wijzen {ww.}
utpeka
laten zien, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen, uitwijzen {ww.}
uppvisa