Vertaling van zijn

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
zijn, z'n, zijne {bez. vnw.}
hans
wezen, zijn {ww.}
vara
Het kan niet waar zijn.
Det kan inte vara sant.
Hij is fier, muzikant te zijn.
Han är stolt över att vara musiker.
bestaan [o], zijn, existentie {zn.}
tillvaro
existens
haar, hun, zijn, heur, z'n, 'r, d'r {bez. vnw.}
sin
sitt


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

Computers zijn ingewikkelde machines.

Datorn är en komplicerad maskin.

We zijn mannen.

Vi är män.

Ze zijn vegetariërs.

De är vegetarianer.

Rozijnen zijn verschrompelde druiven.

Russin är skrumpnade vindruvor.

Hij leegde zijn glas.

Han tömde sitt glas.

Spaans is zijn moedertaal.

Spanska är hans modersmål.

Waar zijn de appels?

Var är äpplen?

Zijn verhaal is waar.

Hans historia är sann.

Dat is zijn auto.

Det där är hans bil.

Zijn vader wijdde zijn leven aan de wetenschap.

Hans far vigde sitt liv åt vetenskapen.

Ik snapte zijn grap niet.

Jag förstod inte hans skämt.

Zijn domme antwoord verbaasde iedereen.

Hans dumma svar överraskade alla.

We zijn vijf jaar getrouwd.

Vi har varit gifta i fem år.

Het kan niet waar zijn.

Det kan inte vara sant.

We zijn maar eenmaal jong.

Du är bara ung en gång.


Gerelateerd aan zijn

z'n - zijne - wezen - bestaan - existentie - haar - hun - heur - 'r - d'r