Vertaling van esposa

Inhoud:

Portugees
Nederlands
esposa, mulher {zn.}
vrouw  [v]
echtgenote  [v]
gemalin [v]
Uma mulher cujo marido morreu é uma viúva.
Een vrouw wier echtgenote is overleden is een weduwe.
Minha mulher é médica.
Mijn vrouw is arts.


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Como está a minha esposa?

Hoe gaat het met mijn vrouw?

Ele estava com medo de sua esposa.

Hij had schrik voor zijn vrouw.

Cometi um grande erro na escolha da minha esposa.

Ik heb een grove fout gemaakt bij de keuze van mijn vrouw.

Kristy Anderson é a esposa de Larry Ewing.

Kristy Anderson is de echtgenote van Larry Ewing.

Minha esposa ficará feliz em vê-lo também.

Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien.


Gerelateerd aan esposa

mulher