Vertaling van passar

Inhoud:

Portugees
Nederlands
passar, andar, estar {ww.}
het maken
gesteld zijn
passar {ww.}
verstrijken
verlopen
vergaan
overgaan
overdrijven
omkomen 
passar, triunfar {ww.}
halen
slagen 
exceder, passar, transpor {ww.}
oversteken
te boven gaan
overgaan


Voorbeelden in zinsverband

Portugees
Nederlands

Vamos passar na casa dele.

Laten we even bij hem aanwippen.

Por favor, deixe passar dessa vez.

Vergeef me alsjeblieft.

Você sabe o que é passar realmente fome?

Weet ge wat het is, echt honger hebben?

Foi um prazer passar a noite com uma garota inteligente, divertida e bonita como você.

Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.


Gerelateerd aan passar

andar - estar - triunfar - exceder - transpor