Vertaling van skärpa

Inhoud:

Zweeds
Nederlands
skärpa {zn.}
schrilheid [v]
scherpheid [v]
schelheid [v]
guurheid [v]
felheid [v]
scherpte
skärpa, slipa {ww.}
wetten
slijpen
scherpen
aanzetten
skärpa {zn.}
schrilheid [v]
scherpte
schelheid [v]
scherpheid [v]
felheid [v]
guurheid [v]
scherpzinnigheid [v] (de ~)
spitsheid (de ~)
schranderheid
luciditeit
vernuft [o] (het ~)
skärpa {zn.}
scherpte
scherpheid [v]
schrilheid [v]
schelheid [v]
guurheid [v]
felheid [v]
happigheid
aviditeit


Gerelateerd aan skärpa

slipaskärpa