Vervoeging van earn
Onbepaalde wijs (infinitief): to earn
Engels
Nederlands
Present
- I earn
- you earn
- he/she/it earns
- we earn
- you earn
- they earn
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdien
- jij verdient
- hij/zij/het verdient
- wij verdienen
- jullie verdienen
- zij verdienen
Simple past
- I earned
- you earned
- he/she/it earned
- we earned
- you earned
- they earned
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdiende
- jij verdiende
- hij/zij/het verdiende
- wij verdienden
- jullie verdienden
- zij verdienden
Present perfect
- I have earned
- you have earned
- he/she/it has earned
- we have earned
- you have earned
- they have earned
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verdiend
- jij hebt verdiend
- hij/zij/het heeft verdiend
- wij hebben verdiend
- jullie hebben verdiend
- zij hebben verdiend
Past perfect
- I had earned
- you had earned
- he/she/it had earned
- we had earned
- you had earned
- they had earned
Voltooid verleden tijd
- ik had verdiend
- jij had verdiend
- hij/zij/het had verdiend
- wij hadden verdiend
- jullie hadden verdiend
- zij hadden verdiend
Future
- I will earn
- you will earn
- he/she/it will earn
- we will earn
- you will earn
- they will earn
Toekomende tijd I
- ik zal verdienen
- jij zult verdienen
- hij/zij/het zal verdienen
- wij zullen verdienen
- jullie zullen verdienen
- zij zullen verdienen
Future perfect
- I will have earned
- you will have earned
- he/she/it will have earned
- we will have earned
- you will have earned
- they will have earned
Toekomende tijd II
- ik zal verdiend hebben
- jij zult verdiend hebben
- hij/zij/het zal verdiend hebben
- wij zullen verdiend hebben
- jullie zullen verdiend hebben
- zij zullen verdiend hebben
Conditional present
- I would earn
- you would earn
- he/she/it would earn
- we would earn
- you would earn
- they would earn
Conditionalis I
- ik zou verdienen
- jij zou verdienen
- hij/zij/het zou verdienen
- wij zouden verdienen
- jullie zouden verdienen
- zij zouden verdienen
Conditional perfect
- I would have earned
- you would have earned
- he/she/it would have earned
- we would have earned
- you would have earned
- they would have earned
Conditionalis II
- ik zou hebben verdiend
- jij zou hebben verdiend
- hij/zij/het zou hebben verdiend
- wij zouden hebben verdiend
- jullie zouden hebben verdiend
- zij zouden hebben verdiend
Imperative
- you earn
- you earn
Imperatief
- jij verdien
- jullie verdient