Vervoeging van lot
Onbepaalde wijs (infinitief): to lot
				
				Engels
Nederlands
Present
- I lot
 - you lot
 - he/she/it lots
 - we lot
 - you lot
 - they lot
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deel uit
 - jij deelt uit
 - hij/zij/het deelt uit
 - wij delen uit
 - jullie delen uit
 - zij delen uit
 
Simple past
- I lotted
 - you lotted
 - he/she/it lotted
 - we lotted
 - you lotted
 - they lotted
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik deelde uit
 - jij deelde uit
 - hij/zij/het deelde uit
 - wij deelden uit
 - jullie deelden uit
 - zij deelden uit
 
Present perfect
- I have lotted
 - you have lotted
 - he/she/it has lotted
 - we have lotted
 - you have lotted
 - they have lotted
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgedeeld
 - jij hebt uitgedeeld
 - hij/zij/het heeft uitgedeeld
 - wij hebben uitgedeeld
 - jullie hebben uitgedeeld
 - zij hebben uitgedeeld
 
Past perfect
- I had lotted
 - you had lotted
 - he/she/it had lotted
 - we had lotted
 - you had lotted
 - they had lotted
 
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgedeeld
 - jij had uitgedeeld
 - hij/zij/het had uitgedeeld
 - wij hadden uitgedeeld
 - jullie hadden uitgedeeld
 - zij hadden uitgedeeld
 
Future
- I will lot
 - you will lot
 - he/she/it will lot
 - we will lot
 - you will lot
 - they will lot
 
Toekomende tijd I
- ik zal uitdelen
 - jij zult uitdelen
 - hij/zij/het zal uitdelen
 - wij zullen uitdelen
 - jullie zullen uitdelen
 - zij zullen uitdelen
 
Future perfect
- I will have lotted
 - you will have lotted
 - he/she/it will have lotted
 - we will have lotted
 - you will have lotted
 - they will have lotted
 
Toekomende tijd II
- ik zal uitgedeeld hebben
 - jij zult uitgedeeld hebben
 - hij/zij/het zal uitgedeeld hebben
 - wij zullen uitgedeeld hebben
 - jullie zullen uitgedeeld hebben
 - zij zullen uitgedeeld hebben
 
Conditional present
- I would lot
 - you would lot
 - he/she/it would lot
 - we would lot
 - you would lot
 - they would lot
 
Conditionalis I
- ik zou uitdelen
 - jij zou uitdelen
 - hij/zij/het zou uitdelen
 - wij zouden uitdelen
 - jullie zouden uitdelen
 - zij zouden uitdelen
 
Conditional perfect
- I would have lotted
 - you would have lotted
 - he/she/it would have lotted
 - we would have lotted
 - you would have lotted
 - they would have lotted
 
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgedeeld
 - jij zou hebben uitgedeeld
 - hij/zij/het zou hebben uitgedeeld
 - wij zouden hebben uitgedeeld
 - jullie zouden hebben uitgedeeld
 - zij zouden hebben uitgedeeld
 
Imperative
- you lot
 - you lot
 
Imperatief
- jij deel uit
 - jullie deelt uit