Vervoeging van maunder
Onbepaalde wijs (infinitief): to maunder
45 alternatieve vertalingen
- afkletsen
- aflopen
- babbelen
- bazelen
- brabbelen
- brommen
- dagdromen
- dazen
- denonceren
- fantaseren
- ijlen
- kakelen
- keutelen
- keuvelen
- kleppen
- klessebessen
- kletsen
- kletsmeieren
- kouten
- krompraten
- kwebbelen
- kwekkebekken
- kwekken
- kwetteren
- leuteren
- lullen
- mommelen
- mummelen
- murmelen
- ohaën
- ouwehoeren
- overbrieven
- palaveren
- parlevinken
- poekelen
- raaskallen
- ratelen
- razen
- rellen
- snappen
- tateren
- verklikken
- wauwelen
- zwammen
- zwetsen
Engels
Nederlands
Present
- I maunder
- you maunder
- he/she/it maunders
- we maunder
- you maunder
- they maunder
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snater
- jij snatert
- hij/zij/het snatert
- wij snateren
- jullie snateren
- zij snateren
Simple past
- I maundered
- you maundered
- he/she/it maundered
- we maundered
- you maundered
- they maundered
Onvoltooid verleden tijd
- ik snaterde
- jij snaterde
- hij/zij/het snaterde
- wij snaterden
- jullie snaterden
- zij snaterden
Present perfect
- I have maundered
- you have maundered
- he/she/it has maundered
- we have maundered
- you have maundered
- they have maundered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesnaterd
- jij hebt gesnaterd
- hij/zij/het heeft gesnaterd
- wij hebben gesnaterd
- jullie hebben gesnaterd
- zij hebben gesnaterd
Past perfect
- I had maundered
- you had maundered
- he/she/it had maundered
- we had maundered
- you had maundered
- they had maundered
Voltooid verleden tijd
- ik had gesnaterd
- jij had gesnaterd
- hij/zij/het had gesnaterd
- wij hadden gesnaterd
- jullie hadden gesnaterd
- zij hadden gesnaterd
Future
- I will maunder
- you will maunder
- he/she/it will maunder
- we will maunder
- you will maunder
- they will maunder
Toekomende tijd I
- ik zal snateren
- jij zult snateren
- hij/zij/het zal snateren
- wij zullen snateren
- jullie zullen snateren
- zij zullen snateren
Future perfect
- I will have maundered
- you will have maundered
- he/she/it will have maundered
- we will have maundered
- you will have maundered
- they will have maundered
Toekomende tijd II
- ik zal gesnaterd hebben
- jij zult gesnaterd hebben
- hij/zij/het zal gesnaterd hebben
- wij zullen gesnaterd hebben
- jullie zullen gesnaterd hebben
- zij zullen gesnaterd hebben
Conditional present
- I would maunder
- you would maunder
- he/she/it would maunder
- we would maunder
- you would maunder
- they would maunder
Conditionalis I
- ik zou snateren
- jij zou snateren
- hij/zij/het zou snateren
- wij zouden snateren
- jullie zouden snateren
- zij zouden snateren
Conditional perfect
- I would have maundered
- you would have maundered
- he/she/it would have maundered
- we would have maundered
- you would have maundered
- they would have maundered
Conditionalis II
- ik zou hebben gesnaterd
- jij zou hebben gesnaterd
- hij/zij/het zou hebben gesnaterd
- wij zouden hebben gesnaterd
- jullie zouden hebben gesnaterd
- zij zouden hebben gesnaterd
Imperative
- you maunder
- you maunder
Imperatief
- jij snater
- jullie snatert