Vervoeging van aanbotsen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bots aan
    • jij botst aan
    • hij/zij/het botst aan
    • wij botsen aan
    • jullie botsen aan
    • zij botsen aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik botste aan
    • jij botste aan
    • hij/zij/het botste aan
    • wij botsten aan
    • jullie botsten aan
    • zij botsten aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben aangebotst
    • jij bent aangebotst
    • hij/zij/het is aangebotst
    • wij zijn aangebotst
    • jullie zijn aangebotst
    • zij zijn aangebotst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was aangebotst
    • jij was aangebotst
    • hij/zij/het was aangebotst
    • wij waren aangebotst
    • jullie waren aangebotst
    • zij waren aangebotst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanbotsen
    • jij zult aanbotsen
    • hij/zij/het zal aanbotsen
    • wij zullen aanbotsen
    • jullie zullen aanbotsen
    • zij zullen aanbotsen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangebotst zijn
    • jij zult aangebotst zijn
    • hij/zij/het zal aangebotst zijn
    • wij zullen aangebotst zijn
    • jullie zullen aangebotst zijn
    • zij zullen aangebotst zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou aanbotsen
    • jij zou aanbotsen
    • hij/zij/het zou aanbotsen
    • wij zouden aanbotsen
    • jullie zouden aanbotsen
    • zij zouden aanbotsen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn aangebotst
    • jij zou zijn aangebotst
    • hij/zij/het zou zijn aangebotst
    • wij zouden zijn aangebotst
    • jullie zouden zijn aangebotst
    • zij zouden zijn aangebotst
  • Imperatief

    • jij bots aan
    • jullie botst aan