Vervoeging van aankondigen

Onbepaalde wijs (infinitief): aankondigen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kondig aan
    • jij kondigt aan
    • hij/zij/het kondigt aan
    • wij kondigen aan
    • jullie kondigen aan
    • zij kondigen aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kondigde aan
    • jij kondigde aan
    • hij/zij/het kondigde aan
    • wij kondigden aan
    • jullie kondigden aan
    • zij kondigden aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangekondigd
    • jij hebt aangekondigd
    • hij/zij/het heeft aangekondigd
    • wij hebben aangekondigd
    • jullie hebben aangekondigd
    • zij hebben aangekondigd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangekondigd
    • jij had aangekondigd
    • hij/zij/het had aangekondigd
    • wij hadden aangekondigd
    • jullie hadden aangekondigd
    • zij hadden aangekondigd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aankondigen
    • jij zult aankondigen
    • hij/zij/het zal aankondigen
    • wij zullen aankondigen
    • jullie zullen aankondigen
    • zij zullen aankondigen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangekondigd hebben
    • jij zult aangekondigd hebben
    • hij/zij/het zal aangekondigd hebben
    • wij zullen aangekondigd hebben
    • jullie zullen aangekondigd hebben
    • zij zullen aangekondigd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aankondigen
    • jij zou aankondigen
    • hij/zij/het zou aankondigen
    • wij zouden aankondigen
    • jullie zouden aankondigen
    • zij zouden aankondigen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangekondigd
    • jij zou hebben aangekondigd
    • hij/zij/het zou hebben aangekondigd
    • wij zouden hebben aangekondigd
    • jullie zouden hebben aangekondigd
    • zij zouden hebben aangekondigd
  • Imperatief

    • jij kondig aan
    • jullie kondigt aan

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aankondigen