Vervoeging van aanmerken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik merk aan
    • jij merkt aan
    • hij/zij/het merkt aan
    • wij merken aan
    • jullie merken aan
    • zij merken aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik merkte aan
    • jij merkte aan
    • hij/zij/het merkte aan
    • wij merkten aan
    • jullie merkten aan
    • zij merkten aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangemerkt
    • jij hebt aangemerkt
    • hij/zij/het heeft aangemerkt
    • wij hebben aangemerkt
    • jullie hebben aangemerkt
    • zij hebben aangemerkt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangemerkt
    • jij had aangemerkt
    • hij/zij/het had aangemerkt
    • wij hadden aangemerkt
    • jullie hadden aangemerkt
    • zij hadden aangemerkt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanmerken
    • jij zult aanmerken
    • hij/zij/het zal aanmerken
    • wij zullen aanmerken
    • jullie zullen aanmerken
    • zij zullen aanmerken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangemerkt hebben
    • jij zult aangemerkt hebben
    • hij/zij/het zal aangemerkt hebben
    • wij zullen aangemerkt hebben
    • jullie zullen aangemerkt hebben
    • zij zullen aangemerkt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanmerken
    • jij zou aanmerken
    • hij/zij/het zou aanmerken
    • wij zouden aanmerken
    • jullie zouden aanmerken
    • zij zouden aanmerken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangemerkt
    • jij zou hebben aangemerkt
    • hij/zij/het zou hebben aangemerkt
    • wij zouden hebben aangemerkt
    • jullie zouden hebben aangemerkt
    • zij zouden hebben aangemerkt
  • Imperatief

    • jij merk aan
    • jullie merkt aan

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van aanmerken