Vervoeging van aborteren
Onbepaalde wijs (infinitief): aborteren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik aborteer
- jij aborteert
- hij/zij/het aborteert
- wij aborteren
- jullie aborteren
- zij aborteren
Presente
- io abortisco
- tu abortisci
- lui/lei/Lei abortisce
- noi abortiamo
- voi/Voi abortite
- loro/Loro abortiscono
Onvoltooid verleden tijd
- ik aborteerde
- jij aborteerde
- hij/zij/het aborteerde
- wij aborteerden
- jullie aborteerden
- zij aborteerden
Imperfetto
- io abortivo
- tu abortivi
- lui/lei/Lei abortiva
- noi abortivamo
- voi/Voi abortivate
- loro/Loro abortivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geaborteerd
- jij hebt geaborteerd
- hij/zij/het heeft geaborteerd
- wij hebben geaborteerd
- jullie hebben geaborteerd
- zij hebben geaborteerd
Passato prossimo
- io ho abortito
- tu hai abortito
- lui/lei/Lei ha abortito
- noi abbiamo abortito
- voi/Voi avete abortito
- loro/Loro hanno abortito
Voltooid verleden tijd
- ik had geaborteerd
- jij had geaborteerd
- hij/zij/het had geaborteerd
- wij hadden geaborteerd
- jullie hadden geaborteerd
- zij hadden geaborteerd
Trapassato prossimo
- io avevo abortito
- tu avevi abortito
- lui/lei/Lei aveva abortito
- noi avevamo abortito
- voi/Voi avevate abortito
- loro/Loro avevano abortito
Toekomende tijd I
- ik zal aborteren
- jij zult aborteren
- hij/zij/het zal aborteren
- wij zullen aborteren
- jullie zullen aborteren
- zij zullen aborteren
Futuro semplice
- io abortirò
- tu abortirai
- lui/lei/Lei abortirà
- noi abortiremo
- voi/Voi abortirete
- loro/Loro abortiranno
Toekomende tijd II
- ik zal geaborteerd hebben
- jij zult geaborteerd hebben
- hij/zij/het zal geaborteerd hebben
- wij zullen geaborteerd hebben
- jullie zullen geaborteerd hebben
- zij zullen geaborteerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò abortito
- tu avrai abortito
- lui/lei/Lei avrà abortito
- noi avremo abortito
- voi/Voi avrete abortito
- loro/Loro avranno abortito
Conditionalis I
- ik zou aborteren
- jij zou aborteren
- hij/zij/het zou aborteren
- wij zouden aborteren
- jullie zouden aborteren
- zij zouden aborteren
Condizionale presente
- io abortirei
- tu abortiresti
- lui/lei/Lei abortirebbe
- noi abortiremmo
- voi/Voi abortireste
- loro/Loro abortirebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geaborteerd
- jij zou hebben geaborteerd
- hij/zij/het zou hebben geaborteerd
- wij zouden hebben geaborteerd
- jullie zouden hebben geaborteerd
- zij zouden hebben geaborteerd
Condizionale passato
- io avrei abortito
- tu avresti abortito
- lui/lei/Lei avrebbe abortito
- noi avremmo abortito
- voi/Voi avreste abortito
- loro/Loro avrebbero abortito
Imperatief
- jij aborteer
- jullie aborteert
Imperativo
- tu abortisci
- voi/Voi abortite