Vervoeging van achterblijven

Onbepaalde wijs (infinitief): achterblijven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik blijf achter
    • jij blijft achter
    • hij/zij/het blijft achter
    • wij blijven achter
    • jullie blijven achter
    • zij blijven achter
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bleef achter
    • jij bleef achter
    • hij/zij/het bleef achter
    • wij bleven achter
    • jullie bleven achter
    • zij bleven achter
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben achtergebleven
    • jij bent achtergebleven
    • hij/zij/het is achtergebleven
    • wij zijn achtergebleven
    • jullie zijn achtergebleven
    • zij zijn achtergebleven
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was achtergebleven
    • jij was achtergebleven
    • hij/zij/het was achtergebleven
    • wij waren achtergebleven
    • jullie waren achtergebleven
    • zij waren achtergebleven
  • Toekomende tijd I

    • ik zal achterblijven
    • jij zult achterblijven
    • hij/zij/het zal achterblijven
    • wij zullen achterblijven
    • jullie zullen achterblijven
    • zij zullen achterblijven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal achtergebleven zijn
    • jij zult achtergebleven zijn
    • hij/zij/het zal achtergebleven zijn
    • wij zullen achtergebleven zijn
    • jullie zullen achtergebleven zijn
    • zij zullen achtergebleven zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou achterblijven
    • jij zou achterblijven
    • hij/zij/het zou achterblijven
    • wij zouden achterblijven
    • jullie zouden achterblijven
    • zij zouden achterblijven
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn achtergebleven
    • jij zou zijn achtergebleven
    • hij/zij/het zou zijn achtergebleven
    • wij zouden zijn achtergebleven
    • jullie zouden zijn achtergebleven
    • zij zouden zijn achtergebleven
  • Imperatief

    • jij blijf achter
    • jullie blijft achter

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van achterblijven