Vervoeging van appreciëren

Onbepaalde wijs (infinitief): appreciëren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik apprecieer
    • jij apprecieert
    • hij/zij/het apprecieert
    • wij appreciëren
    • jullie appreciëren
    • zij appreciëren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik apprecieerde
    • jij apprecieerde
    • hij/zij/het apprecieerde
    • wij apprecieerden
    • jullie apprecieerden
    • zij apprecieerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geapprecieerd
    • jij hebt geapprecieerd
    • hij/zij/het heeft geapprecieerd
    • wij hebben geapprecieerd
    • jullie hebben geapprecieerd
    • zij hebben geapprecieerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geapprecieerd
    • jij had geapprecieerd
    • hij/zij/het had geapprecieerd
    • wij hadden geapprecieerd
    • jullie hadden geapprecieerd
    • zij hadden geapprecieerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal appreciëren
    • jij zult appreciëren
    • hij/zij/het zal appreciëren
    • wij zullen appreciëren
    • jullie zullen appreciëren
    • zij zullen appreciëren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geapprecieerd hebben
    • jij zult geapprecieerd hebben
    • hij/zij/het zal geapprecieerd hebben
    • wij zullen geapprecieerd hebben
    • jullie zullen geapprecieerd hebben
    • zij zullen geapprecieerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou appreciëren
    • jij zou appreciëren
    • hij/zij/het zou appreciëren
    • wij zouden appreciëren
    • jullie zouden appreciëren
    • zij zouden appreciëren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geapprecieerd
    • jij zou hebben geapprecieerd
    • hij/zij/het zou hebben geapprecieerd
    • wij zouden hebben geapprecieerd
    • jullie zouden hebben geapprecieerd
    • zij zouden hebben geapprecieerd
  • Imperatief

    • jij apprecieer
    • jullie apprecieert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van appreciëren